Hoe werkt een membraanpomp? Stap 1
Een luchtgedreven membraanpomp is een oscillerende positieve verdringerpomp. De pomp verplaatst vloeistof vanuit de vloeistofkamers totdat het einde van een slag is bereikt. De onderstaande tekeningen en uitleg geven u enig inzicht in de werking van de pomp.
Er zijn een aantal bewegende delen die in aanraking komen met de verpompte vloeistof: dat zijn de twee membranen die met een as verbonden zijn, de twee inlaatklepkogels en de twee uitlaatklepkogels.
De membranen scheiden de perslucht van de verpompte vloeistof; hierbij is de mechanische belasting aan beide zijden van het membraan gelijk, wat resulteert in een lange levensduur van de membranen. De klepkogels openen en sluiten op de klepzittingen en sturen de vloeistofstroom.
Hoe werkt een membraanpomp? Stap 2
Het luchtverdeelsysteem stuurt de perslucht via de rechter luchtkamer naar de achterzijde van membraan A. De perslucht drukt het membraan weg van het middenblok in de richting van de vloeistofkamer. Het tegenoverliggende membraan (membraan B), dat via de as is verbonden met membraan A, beweegt naar binnen, richting middenblok.
Membraan B bevindt zich nu in de ‘zuigstand‘, de lucht achter het membraan wordt via het luchtuitlaat kanaal afgevoerd. Membraan A perst nu tegen de atmosferische druk in. De beweging van membraan B in de richting van het middenblok creëert een vacuüm in vloeistofkamer B.
Door het ontstane drukverschil zal vloeistof via het inlaatstuk de klepkogel van de klepzitting drukken. Door de ontstane ruimte tussen de klepkogel en klepzitting kan er vloeistof in de vloeistofkamer stromen. (links onder).
Hoe werkt een membraanpomp? Stap 3
Als het onder persluchtdruk staande membraan A aan het einde van de slag komt, stuurt de luchtschuif de perslucht naar de achterzijde van membraan B. De perslucht drukt membraan B weg van het middenblok terwijl de as membraan A in de richting van het middenblok trekt. De lucht achter membraan A wordt via het luchtuitlaat kanaal afgevoerd. Membraan B bevindt zich nu in de ‘persstand’ terwijl membraan A zich in de ‘zuigstand’ bevindt. Membraan B drukt de inlaat klepkogel (links onder) op de klepzitting door de hydraulische druk in de vloeistofkamer.
De hydraulische druk drukt de uitlaatklepkogel uit de zitting en de inlaatklepkogel in de zitting. De vloeistof in de vloeistofkamer zal nu via de ontstane opening tussen klepkogel en zitting in het uitlaatstuk komen en de pomp verlaten. De ‘zuig’beweging van membraan A richting het middenblok creëert een vacuüm in vloeistofkamer A. Door het ontstane drukverschil zal vloeistof via het inlaatstuk de klepkogel van de klepzitting drukken. Door de ontstane ruimte tussen de klepkogel en klepzitting kan er vloeistof in de vloeistofkamer stromen. (rechts onder).
Als de pomp weer in de oorspronkelijke startpositie komt, heeft elk membraan zowel een ‘zuigslag’ als een ‘persslag’ voltooid. Dit noemen we een pompcyclus. Afhankelijk van de toepassing heeft de pomp diverse cycli nodig om zich compleet te vullen met de te verpompen vloeistof.